-
1 chuckle
n. grinnik--------v. grinnikenchuckle1[ tsjukl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lachje ⇒ gegniffel, gegrinnik, binnenpretje————————chuckle2〈 werkwoord〉1 grinniken ⇒ gniffelen, een binnenpretje hebben♦voorbeelden: -
2 chuckle over someone else's misfortune
chuckle over someone else's misfortuneEnglish-Dutch dictionary > chuckle over someone else's misfortune
-
3 crow over
crow over(triomfantelijk) juichen/jubelen over; 〈 in het bijzonder〉 uitbundig leedvermaak hebben over -
4 crow
n. afstammeling van de Indianenstam Crow in oosten van Montana--------n. taal van de Sioux gesproken door de Siouxstamcrow1[ kroo] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 〈Amerikaans-Engels; leger; slang〉 adelaar 〈 symbool van Amerika op insignes〉 ⇒ 〈 figuurlijk〉 hoge piet/ome 〈 die zo'n insigne draagt〉♦voorbeelden:————————crow2〈werkwoord; Brits-Engels verleden tijd in betekenis 0.1 ook crew [kroe:]〉♦voorbeelden:¶ crow over • (triomfantelijk) juichen/jubelen over; 〈 in het bijzonder〉 uitbundig leedvermaak hebben over
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский